Het pronkstilleven

Eén van de vele types die onderscheiden kunnen worden binnen het stilleven-genre is het zogenaamde pronkstilleven. Die term wijst op een stilleven met een opvallend “overladen” voorkomen, een opeenstapeling van fraaie voorwerpen zoals glazen en edelsmeedwerk, grote ruikers bloemen en diverse vruchten, geschoten gevogelte en levende dieren… Het type ontstond in de jaren 1640 in de artistieke kringen van Antwerpen, waar vroege voorbeelden opduiken bij oude meesters zoals Frans Snyders. Via Jan Davidsz. De Heem, een Nederlander die decennialang in het zuiden verbleef, kwam het fenomeen mee naar de Republiek, waar het ingang vond in het werk van Abraham van Beyeren, Willem Kalf en Jan Pauwel Gillemans de Oude. Sommige oude meesters wisten het genre naadloos te incorporeren in hun oeuvre: zo integreerde Cornelis Norbertus pronkstillevens in zijn typische trompe l’oeil composities.

Pronkstilleven schilderij oude meesters

De visuele pracht van deze 17de-eeuwse antieke schilderijen was allicht één van de redenen waarom ze zo populair waren, maar men vermoedt dat er meer schuilgaat in de pronkstillevens: door hun overdadige weelderigheid en bepaalde symbolische elementen zoals zandlopers en bloemen, zouden ze de kijker mogelijk moeten herinneren aan de vergankelijkheid en leegheid van aardse rijkdom. Op die manier zijn pronkstillevens vergelijkbaar met de bekendere vanitas-taferelen.