Japanse Netsuke
De Japanse netsuke zijn eigenaardige minutieuze beeldhouwwerkjes die zich omwille van hun grootte en stijl- en materiaalvariatie uitermate lenen tot antiek Aziatisch verzamelobject bij uitstek. Over de theoretische oorsprong die in het China van de late 17de eeuw zou liggen en van daaruit naar het Japanse eiland geëxporteerd zou geworden zijn, bestaat nogal wat discussie. Wat zeker is, is dat de Japanse netsuke in Japan voor het eerst ten tonele verscheen in de 17de eeuw waarbij het een accessoire werd voor de mannelijke kimono zoals die gedragen werd door mannelijke leden van de samurai-klasse. Anders dan bij de vrouwelijke tegenhanger konden in de kimono van Japanse mannen geen objecten en kostbaarheden zoals zegels, geld en medicijen weggestopt worden. Om dit probleem op te lossen werden kleine stijlvolle vaatjes, inro genoemd, aan koorden aan de sjerp (obi) van de kimono bevestigd. Als tegenwicht werd aan de andere kant van de koord een Japanse netsuke bevestigd.

Aanvankelijk waren deze kleine netsuke niet extravagant uitgewerkt en zagen ze er eerder uit als kleine kalebassen gemaakt uit hout, buxushout kreeg hierbij voorkeur, of ivoor. In de 18de eeuw ontstond het typische uiterlijk van de Japanse netsuke dat vandaag de dag zo gekend is: klein, rond uitgesneden, zonder uitsteeksel die de kimono zouden kunnen beschadigen, met een gat waar een koord doorheen kan. De gebruikte materialen breidde sterk uit naar naast hout en ivoor ook koraal (ingelegd of volledig gemaakt), schelpen, metalen, ebbenhout, porselein, cloisonné, parelmoer en verschillende noten. Deze variatie in materiaal bracht ook een enorme variatie aan stijlen en ontwerpen die eigen waren aan de beeldtaal van een specifieke Japanse kunstenaar. Naast klassieke thema’s zoals mythologie, geschiedenis, zodiacdieren, kabuki-acteurs en literaire helden waren ook meer riskantere onderwerpen als sociale satire en meer schunnige thema’s erg populair. Dankzij de grootte kon de Japanse netsuke makkelijk in de plooien van de kimono verstopt worden. Zo volgden de kunstenaars van Japanse netsuke de bredere trends van de Japanse kunst. Vanaf de 19de eeuw werd de esthetiek van het gewone leven in de kunsten erg belangrijk wat zich spiegeld in de ontwerpen van de Japanse netsuke.
Toch bleef ook de persoonlijkheid van de eigenaars een belangrijk facet binnen de markt van 18de -eeuwse en 19de- eeuwse Japanse netsuke. Mannen van goede stand, met voldoende middelen, verzamelde verschillende Japanse netsuke die elk bij een sociale gelegenheden gedragen kon worden. Door de invloed van westerse mode vanaf de Meiji-restauratie in 1886 verdwenen de Japanse netsuke uit het dagelijkse straatbeeld. De markt voor Japanse netsuke verdween echter niet helemaal maar verschoof naar de westerse consument aangezien de kleine Japanse beeldhouwwerkjes uitermate geschikt waren als exotisch verzamelobject. Voor taxatie van de Japanse netsuke is evenwel het deskundige oog van een expert nodig aangezien de Japanse beeldjes soms wel en soms niet van merkteken of signatuur voorzien werden. In sommige gevallen, net als bij Chinese porseleinen vazen, zijn de merktekens ook apocrief en verwijzen ze naar een eerder periode hoewel ze van latere data zijn. Soms gaat het echter effectief om vervalsingen. De expert kan echter wel de kwaliteit en authenticiteit van de Japanse netsuke achterhalen dankzijk de specifieke stijlen van een bepaalde netsuke-kunstenaar om de waarde correct te bepalen.