Koreaans porselein
Bij de term ‘porselein’ wordt misschien meestal aan Chinees porselein of Engels Royal Doulton porselein gedacht maar ook op het Koreaanse schiereiland kende de porseleinproductie een bloeiende geschiedenis. Het meest bekende type Koreaans porselein is het witte porselein. Het Koreaanse woord voor porselein correspondeert hiermee, beakja betekent namelijk ‘witgoed’. Het is dan ook duidelijk dat, anders dan in China en Japan, Koreaanse porseleinen vazen en Koreaanse schalen meestal niet polychroom waren, met bombastische glazuur-schilderingen, maar net eerder puur en minimalistische werden uitgewerkt. De reden hiervoor was langs de ene kant de neoconfucianistische tijdsgeest die tijdens de Joseon-dynastie belangrijk werd maar ook de spaarzame aanwezigheid van pigmenten als kobaltblauw. De twee meest voornamelijke tijdsperiode met betrekking tot Koreaans porselein zijn de Goryeo-dynastie (918 – 1392) en de eerder genoemde Joseon-dynastie (1392 – 1910).

De Goryeo-dynastie staat bekend voor de Koreaanse celadon. De Koreaanse pottenbakkers leerden dankzij handelscontacten met China de technieken van de Chinese ambachtslieden uit de Song-dynastie (960 – 1279). Stilistische kenmerken en Chinese motieven als bloemen en watervogels werden nauwgezet op Koreaanse celadon vazen nagevolgd. Geleidelijk aan ging een Koreaanse beeldtaal overheersen waarbij de grijs-groene Koreaanse celadon vazen eenvoudig en onversierd met uitbundige email-decoraties de toon zetten. Wanneer een Koreaanse celadon vaas wel versierd was, was dat met inkervingen of in een mal ingedrukte ontwerken.
Vanaf de Joseon-dynastie verdween de groene tint en langzaam maar zeker zou de witte kleur gelijkstaan met een elitestatus die geassocieerd zou worden met het Koreaanse koninklijke hof. De Koreaanse porselein-ovens, bunwon genoemd, waren door het hof opgericht net buiten het huidige Seoul. De zogenaamde ‘bunwon-waren’, zoals Koreaanse vazen, werden ook buiten het Koreaanse hof voor de bureaus van de centrale overheid en andere rijke mecenassen geproduceerd. De ontwikkeling van dit verfijnde witte Koreaanse porselein kan vergeleken worden met de Chinese porseleinen vazen en Chinese schalen uit de Ming-dynastie (1368 – 1644). Vanaf de 16de eeuw breidde de productie uit over het hele schiereiland hoewel de Koreaanse vazen uit de bunwon-kilns wel van superieure kwaliteit bleven. Het gros van het Koreaanse Joseon porselein was, zoals eerder gezegd, bedekt met een monochrome witte glazuur. Een schoolvoorbeeld van het Koreaanse ‘witgoed’ zijn de zogenaamde 18de-eeuwse ‘moon jars’ of maankruiken die hun naam danken aan de bolle vorm en melkachtige glazuurlaag.
Toch werden ook af en toe kleuren gebruikt. In de 15de eeuw werd kortstondig kobaltblauw gebruikt en in de 17de eeuw, omdat kobaltblauw niet meer voorradig was, was ijzerbruin populair om verfijnde literaire ontwerpen of net humoristische taferelen op een Koreaanse Joseon-vaas weer te geven. De meeste polychrome porseleinen stukken werden echter uit China en Japan geïmporteerd maar de zeldzaamheid van Koreaanse porseleinen vazen die gekleurd zijn, vertonen meestal een stijging in waardering. Een taxateur kan hierop afgaan en na grondig onderzoek van de Koreaanse celadon vaas of Koreaanse witte Joseon vaas een gepaste waardenschatting maken.