Het befaamde werk van de Franse kunstschilder Paul Cézanne vormde een belangrijke brug tussen het impressionisme en het kubisme. Zelf was hij een exponent van het postimpressionisme.

Na het voltooien van een rechtenstudie begon de jonge Paul Cézanne te schilderen. Aanvankelijk werd hij niet begrepen in het toenmalige kunstlandschap. Zijn beoordelaars bestempelden de werken van Cézanne als ‘ongelukkig excessief’. De ‘vader van de moderne schilderkunst’ zou tot op het einde van zijn leven moeten wachten op de waardering waar hij zo lang naar verlangd had. Terwijl hij naar school ging in Aix, ontmoette hij de toonaangevende schrijver Emile Zola. Tegen de wil van zijn vader in, verhuisde Paul Cézanne in 1861 naar Parijs en woonde daar bij hem in. In de Academie Suisse, een studio waar jonge kunststudenten tegen een kleine contributie konden tekenen naar levende modellen, ontmoette hij Camille Pissarro, Claude Monet en Auguste Renoir. Het oeuvre van Cézanne bestond voornamelijk uit landschappen met lichtere penseelstreken en levendige kleuren. Zijn schilderijen hangen in de grootste musea, waaronder het Louvre in Parijs en het Metropolitan Museum in New York.
