Ambachtsgilden

Ambachten, ook wel bekend als gildes, neringen of corporaties, zijn wettelijke beroepsverenigingen van ambachtslieden van dezelfde of aanverwante beroepen met economische, politieke, sociale en religieuze belangen waarbij de leden rechten en plichten hebben. Het is een fenomeen dat zich voordoet vanaf de 13e tot de 18e eeuw en ingevoerd wordt door de overheid die macht probeert te krijgen over de handel in de kunsten. Bijna alle kunstenaars, waaronder dus ook de Oude Meesters, zijn verplicht om zich bij een ambachtsgilde aan te sluiten, met als enige uitzondering de hofschilders. Schildgildes, die enkel antieke kunstenaars uit de schilderkunsten verenigen, krijgen de naam van Sint-Lucas toegewezen. Later wordt de verplichting afgeschaft en fungeert het lidmaatschap van een gilde eerder als een toonbeeld van een bepaald kwaliteitsniveau en meesterschap in het maken van onder meer antieke schilderijen. Naast het voorzien in een kwaliteitslabel zorgt een gilde ook voor concurrentiebeperking, wat we zien in de statuten van de Brugse Sint-Lucasgilde, de oudst gekende gilde van de Nederlanden, waar men verplicht was om beschikbaar materiaal te delen, zodat iedereen de kans kreeg om met dezelfde kwaliteit van middelen te werken. Daarnaast vervullen ambachten ook een sociale functie voor de Oude Meesters, zo hebben ze vaak een eigen kapel en dienen ze als een belangrijk sociaal vangnet voor de leden en hun families. Bekende Oude Meesters die lid waren van Sint-Lucasgildes zijn onder meer Gerard David, Hieronymus Francken en Gillis van Tilborgh.