Japanse Imari
Imari is de Europese benaming voor Japans porselein en staat voor de naam van de haven in de stad Arita, in het noordwesten van het eiland Kyushu. Het fungeerde ooit als basis voor Japanse piraten maar floreerde vanaf de 17de eeuw als handelspost. In 1616 werd in Arita kaolien gevonden, de klei waar porselein van gemaakt wordt. Dankzij de eerdere innovaties van kilns door Koreaanse pottenbakkers, die in Japan waren ingeburgerd na de invasie van Korea door Toyotomi Hideyoshi in de jaren 1590, was het mogelijk om net als op het continent porselein te produceren. Vanaf latere periodes werden ook in andere regio’s productiecentra voor porselein opgericht. Dit onder andere in de regio’s Kyoto, Kutani en Satsuma. Een bredere benaming voor het Japanse porselein is Arita porselein. Het porselein werd verhandeld aan de VOC die het meenamen naar Europa en een grote rol speelden in de ontwikkeling van Imari als exportproduct.

De eerste fase van de productie kende grote invloeden van het Chinese porselein. Kenmerken van Imari in deze periode zijn de donkerblauwe onderglazuur met daarop polychrome decoraties, voornamelijk in rood en goud. De Japanse Imari werd dan op zijn beurt in latere eeuwen weer nagemaakt in China wat Chinese Imari genoemd wordt. Vanaf de late 17de eeuw en 18de eeuw tijdens de Edo (Tokugawa) periode (1603- 1867) evolueerde de stijl naar een typisch eigen Japanse stijl. Dit wordt het Imari patroon ofwel brokaatpatroon genoemd. Picturale decoraties als bloemen, voornamelijk chrysanten en vogels versieren elegante vazen en theepotten. Er zijn drie types Imari porselein: ‘oude Imari’, Kakiemon en Nabeshima. ‘Oude Imari’ is de benaming voor porseleinen waren als borden, schotels en theepotten die bedoeld waren om uit te consumeren. Het onderscheid met gewoon Imari is gekomen door de export naar Europa waarbij het porselein veelal eerder Europese karakteristieken kreeg daar het moest aanslaan bij Europese consumenten. Het ‘oude Imari’ echter is het meest opvallend omwille van de somptueuze ornamentele kleuren en ontwerpen die meestal uit de losse hand op borden en schotels werden geschilderd. Het Kakiemon porselein stamt af uit het midden van de 17 de eeuw en tonen decoratieve motieven uit de klassieke Japanse stijl, de Yamato-e.
Porseleinen vazen in de Nabeshima stijl komen uit de late 17 de eeuw en tonen de modieuze decoratieve motieven uit de Edo periode, vooral afgeleid uit de textiel. Ook technieken uit de Kanô en Tosa schilderscholen werden geïmplementeerd. Net zoals bij Chinees porselein maakten Japanse ambachtslieden gebruik van merktekens en stempels, nien hao genoemd, die onderaan de vaas of theepot werden aangebracht. Deze merktekens kunnen helpen bij de datering en waardebepaling van de porseleinen vaas. De expert is aandachtig naar de echtheid van deze merktekens en maakt hiernaast ook gebruik van zijn expertise om de kenmerken van het porselein mee de waarde te laten bepalen.