Kunst en de opkomst van het socialisme in België

In de 19de-eeuw was zwaar werk in erbarmelijke omstandigheden voor een hongerloon dagelijkse kost voor veel arbeiders. Dit bracht hen er toe zich te verenigen en op te komen voor hun rechten. Dit proces voltrok zich in veel Europese landen, maar België, in het bijzonder Brussel, eist als tijdelijke uitvalbasis van de grondleggers van het communisme, Karl Marx en Friederich Engels, toch een speciale plaats op. Kunstenaars zijn niet ongevoelig voor politieke en sociale veranderingen. Rubens benutte zijn talenten ten voordele van de Katholieke contrareformatie en tegenwoordig zetten artiesten zoals Banksy allerhande sociale problemen op de kaart. In de 19de-eeuw was dit niet anders, de opkomst van het socialisme in België gaat gepaard met het ontstaan van nieuwe stromingen, stijlen, kunstenaars en verenigingen. De belangrijkste is het sociaal realisme. Naast de praktische en vormelijke eigenschappen van het realisme heeft deze onderstroming in haar thematiek een duidelijke sociale inslag. Beeldhouwer Constantin Meunier liet de academische Herculessen en Davids achter zich en koos er voor om de al even heroïsche boeren en mijnwerkers af te beelden. Een andere aanpak, die ook in het oeuvre van Constantin Meunier niet ontbreekt, is het afbeelden van de ellende en het harde bestaan dat een significant deel van de bevolking leidde. Eugene Laermans bracht dit met zijn stevige penseelstreken en harde kleuren beklijvend in beeld. Zij waren niet de eersten die sociaal geëngageerde schilderijen maakten. Charles Degroux, Joseph Stevens en Antoine Wiertz behoorden tot de generatie voor hen. Zij beeldden ook al de ellende van zwervers, weduwes en verarmde boeren af op sommige van hun werken. Door het symbolisme geïnspireerde kunstenaars stichtten uiteindelijk ook hun eigen kunstenaarsverenigingen. Eén daarvan was de in 1898 opgerichte Brusselse Cercle d’Art Labeur. Veel leden streefden naar realisme. Onder hen waren Alfred Bastien, die de eerste wereldoorlog pakkend in beeld bracht en Jules De Bruycker, die ietwat karikaturaal het Gentse volksleven vereeuwigde. Op de posters voor hun jaarlijkse salon prijkten gespierde boeren en gestileerde paarden. De Waalse Borinage, waar wantoestanden plaatsvonden, trok ook sociaal geëngageerde kunstenaars aan. Cécile Douard en Vincent van Gogh maakten beiden schilderijen van de in lompen gehulde vrouwen die met loodzware zakken kool moesten sleuren. Werk van veel van deze artiesten kan tegenwoordig gezien worden in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel.