Chinees 19e eeuws porselein

“Vermindering van kwaliteit en originaliteit”, “fijne types zijn eerder uitzondering dan regel”, “ de voorbode van het einde van het Chinese keizerrijk”. Met deze courante omschrijvingen wordt Chinees 19de-eeuws porselein door historici en academici vaak op een erg vage manier omschreven. Dat is ook niet geheel onterecht daar de 19de eeuw de moeilijke taak wachtte om de gouden bloeiperiode van innovatie en begaafdheid van het 18de-eeuws porselein van de Kanxgi- (1662 – 1722), Yongzhen- (1722 – 1735) en Qianlung-periodes (1735 – 1796) moest zien te benaderen of zelfs te overtreffen. Wanneer Chinese porseleinen vazen uit beide eeuwen naast elkaar gelegd worden zal het verschil ongetwijfeld boekdelen spreken. Toch kan ook in de 19de eeuw van verfijning, originaliteit en vernieuwing gesproken worden, hoewel deze wellicht schaarser is.
De grootste uitdaging voor de Qing-dynastie in de 19de eeuw waren interne en externe strubbelingen met een direct gevolg op de Chinese porseleinproductie. In 1855, onder heerschappij van de Zianfeng-keizer (1851 – 1861) werden de keizerlijke kilns van Jingdezhen door rebellen overrompeld en platgebrand. De heropbouw, onder keizer Tongzhi (1862 – 1874), verliep moeizaam maar de keizerlijke consumptie van Chinese porseleinen schotels en Chinees theeservies kon hervat worden in andere kilns waaronder in Dehua en verschillende grotere commerciële kilns.

Een andere reden was dat de vraag van het Chinese keizerlijke hof zelf verschoof van Chinese porseleinen schotels naar objecten als Chinese muziekinstrumenten die moeilijk in Chinees porselein te vervaardigen waren. Materialen als Chinees brons, Chinees goud en Chinese jade gingen meer op de voorgrond liggen. Een van de uitzonderingen zijn de zogenaamde ‘Peking-bowls’, Chinese keizerlijke porseleinen kommen met uitsparingen in de vorm van medaillons, die tijdens de regeerperiode van keizer Jiaqing (1796 – 1820), aan het begin van de 19de eeuw, zouden geperfectioneerd zijn. Deze Chinese ‘medaillon-kommen’ zouden ook tijdens de Daoguang-periode (1821 – 1850) een hoogtepunt van kwaliteit kennen. Aan het einde van de 19de eeuw drukte keizerin-weduwe Cixi (1861−1908) haar stempel op Chinese porseleinen vazen en Chinese kommen wanneer zij tijdens de officiële regeerperiode van keizer Guangxu (1875 – 1908) onofficieel het beleid voerde. In haar keizerlijk paviljoen zijn verschillende porseleinen topstukken teruggevonden waaronder kleine Chinese porseleinen kommen in voortreffelijk keizergeel glazuur. Ook het ‘famille noire’ palet uit de Kangxi-periode won in deze periode enorm aan populariteit, zowel bij Cixi als bij westerse verzamelaars. 

Het naleven van deze eeuwenoude tradities kan als een van de oorzaken gezien worden van het gebrek aan originaliteit. Daarnaast onthullen de laat 19de-eeuwse porseleinen vazen hoe de oude keizerlijke smaken bij het grote publiek zo populair werden. In Europa werd dit onder meer door de ‘L’Art pour l’Art’ beweging op gang gebracht. Het doorleven van de oude stijlen maakt het echter niet makkelijk om een Chinese vaas met ‘famille noire’ decoratie correct te dateren voor identificatie en waardenschatting. Merktekens en stempels werden als eerbetoon aan de eerder periodes aangebracht waardoor ze onbeduidend worden. Daarom is het zeker waardevol om de Chinese vaas bij een specialist, met kennis van duidelijke parameters en details, aan onderzoek en schatting te laten onderwerpen.