De Latemse School

De Latemse School is één van de diverse kunstenaarskolonies ontstaan gedurende de 19de en de 20ste eeuw. In de realiteit is er sprake van drie afzonderlijke Scholen die zich vanaf 1900 rond het Oost-Vlaamse Sint-Martens-Latem en Deurle zouden verenigen, waarbij de eerste Latemse School bestond uit kunstenaars die weerstand wouden bieden tegen de machtige academies en inspiratie haalden bij Oude Meesters als Pieter Brueghel de Oude en de Vlaamse Primitieven. Deze eerste groep, met aanhangers als Valerius De Saedeleer, Gustave Van de Woestyne en Albert Servaes, toonde een voorkeur voor het produceren van katholieke schilderijen in de stijl van het symbolisme en uiteindelijk ook het luminisme van Emile Claus. De tweede Latemse School ontstond omstreeks 1905 en onderscheidde zich van de eerste school door haar evolutie richting het expressionisme. Deze tweede school vormde zich rond prominente figuren als Frits Van den Berghe, Edgard Tytgat, Léon De Smet en Constant Permeke.

De derde en discutabel de laatste Latemse School bouwde verder op dit nadrukkelijk Vlaams expressionisme, evident in het somber kleurgebruik in hun 20ste-eeuwse schilderijen. Ondanks dat deze laatste groepering als ‘school’ benoemd wordt, bestond deze uit eerder individuele dan verenigde kunstenaars. Zowel kunstschilders Jules Boulez, Maurice Schelck en Albert Saverys worden tot deze laatste Latemse School gerekend. 

Vandaag wordt de tweede Latemse School als de meest invloedrijke Latemse School genoemd, mede door haar grote navolging bij latere Belgische modernisten.