Pigmenten: vermiljoen

Voor de uitvinding en verspreiding van verf in een tube, waren antieke kunstschilders op zichzelf aangewezen om hun verven te vervaardigen. Dat deed men aan de hand van pigmenten in poedervorm die gemengd werden met een bindmiddel zoals water, ei of olie. Eén van de vele kleuren die in de antieke schilderijen van oude meester toegepast wordt, is het zogenaamde vermiljoen. Dit rood-oranje pigment wordt gewonnen uit het mineraal cinnaber en is bijzonder dekkend en lichtecht. In de oudheid was vermiljoen bijzonder duur, maar sinds men in de veertiende eeuw een manier vond om het op synthetische wijze te produceren, daalde de prijs. Vermiljoen werd frequent gebruikt in Chinese schilderkunst en lakwerk, maar ook voor Europese miniatuurkunst en drukwerk, onder meer bij de Antwerpse drukker Plantijn.

Renaissancemeesters zoals Rafaël hielden van het heldere rood en gebruikten het veelvuldig; ook Titiaan was een liefhebber. In de 17de eeuw kwam een vermiljoenproductie op gang in de Noordelijke Nederlanden, waardoor oude meesters uit onze streken de kleur ook ten volle omarmden: Johannes Vermeer gebruikte vermiljoen onder andere voor het oosterse tapijt in zijn Muziekles. In de twintigste eeuw raakte vermiljoen enigszins in onbruik; het werd vervangen door het stabielere cadmiumrood.