Perioden in de schilderkunst van de 14de eeuw tot 1800

We beginnen dit kunsthistorisch overzicht in vogelvlucht in de 14de eeuw, bij de latere fase van de gotiek. Al snel volgt de renaissance die zijn inspiratie vindt bij de antieken, eerst in Italië rond 1400 en later bij ons, de zogenaamde ‘Noordelijke renaissance’. In de zuidelijke Nederlanden spelen de Oude meesters die we vandaag kennen onder de term Vlaamse primitieven (15de, begin 16de eeuw) een belangrijke rol. Het maniërisme (16de eeuw) vormt de overgang naar de barok (ca. 1600-1750), die ook zijn oorsprong kent in het kunst- en katholieke centrum dat Italië is. Tussen 1700 en 1750 overheerst de rococostijl. Deze vormt zich ditmaal niet in Italië, maar in Parijs. In de 17de, 18de en het begin van de 19de eeuw stelt het (neo)classicisme zich als beheerste tegenpool op tegenover antieke schilderijen van de meer flamboyante barok- en rococostijl. Simultaan zien we in de 18de eeuw ook de romantiek en het realisme opkomen die hun hoogtepunt vinden in de 19de eeuw.

Schilderij oude meesters - Mignot Institut